donderdag 6 december 2007

утешение (troost)

silence,
so endless,
it hurts my ears to hear,
not because of the unspoken words,
but because you are not here to ease my fear.

угроза (dreiging)

Het zand stuift op. De persoon die verantwoordelijk is voor het veroorzaken van deze tijdelijke verstoring van de rust, lijkt zich niet bewust te zijn van zijn omgeving. Zijn pet, die hem moet beschermen tegen de stralen van de zon, zelfs in deze tweede helft van september nog heel fel, hangt half over zijn ogen. Zijn blauwe spijkerbroek vervaagt tegen het felle groen uit zijn omgeving. De vogels fluiten nog iets harder dan normaal, ze willen nog geen afscheid nemen van de zomer, terwijl de bladeren langzaam ritselen door een egeltje op zoek naar een geschikte plek voor zijn winterslaap. De man loopt verder. Vroeger zou hij dit pad van zijn oude boerderijtje naar het dorp afleggen in minder dan een half uur. Nu kost het hem een half uur om op de helft te komen. Druppeltjes zweet lopen, geleid door de diepe groeven in zijn gezicht, naar beneden. Het egeltje stopt met scharrelen terwijl de vogels hun strijd voortzetten. De man loopt verder. Zijn gedachten zijn niet meer bij het leven, maar bij de dood. Twee jaar is het nu, dat hij leeft zonder zijn vrouw. Bijna twee jaar geleden is het, dat hij zijn kleinkinderen voor het laatst zag. Zijn kinderen vluchtten voor het leven in het dorp en zelfs voor het leven in dit land, waar hij zijn hele leven doorbracht. Als hij sterft, zal het alleen zijn. Er trekt een wolk voor de zon. Langzaam wordt het kouder. Het zweet wordt kil en trekt het gezicht van de man samen. Ergens klinkt het schrille geschreeuw van een fazant. De man let er niet op. Hij weet dat tijd voorbij gaat en niet te stoppen is. Hij weet dat ook de gevolgen van tijd niet te stoppen zijn. Hij geeft het vechten op, hij heeft het al opgegeven. Ook zijn tijd zal stoppen. In de verte doemt de kerktoren op van het dorp. Een baken in de lucht. De lucht die ook verandert. De zon die niet te lang geleden nog als een aureool om de toren straalde, is vervangen door een kwaadaardig gezwel van zwarte mist die de hemel opeist en de stralen van de zon gevangen houdt. De vogels verliezen hun strijd. Het gezang blijft hangen in de toppen van de bomen die zacht beginnen te wiegen, bang beseffen ze opnieuw dat ook zij niet de macht hebben om de tijd te stoppen. De bladeren beginnen opnieuw te ritselen, de wind eist zijn macht op en weet dat zijn seizoen op doorbreken staat. De egel zoekt beschutting en de vogels lijken te zijn verdwenen. Opgelost in het geheel van groen, dat snel zal overgaan in rood en bruin tot het geheel verdwenen zal zijn. De natuur moet sterven, om weer levend te kunnen worden. De man knikt, hij weet dat het zover is. Voor hem betekent tijd leven, en ook hij zal ooit moeten sterven.